De koopman Arnold Sandhaus en zijn vrouw Johanna verlaten Berlijn al in 1933. In Maastricht begint hij een hoedenfabriek in de voormalige school in het oude gedeelte van Sint-Pieter. Later werken hij en zijn personeelsleden in het voormalige Joodse hotel Wilhelmina aan de Wilhelminasingel.
Het runnen van een bedrijf wordt hem in de loop van de bezetting onmogelijk gemaakt. In mei 1943 duiken Arnold en Johanna uiteindelijk onder bij het gereformeerde echtpaar Derk en Berendje van Assen aan de Cannerweg. Daar komen in juli van dat jaar SD’ers aan de deur. Ze verdenken de Van Assens van strafbare feiten met distributiebonnen. De onderduikers zijn een toevallige bijvangst.
Het echtpaar Sandhaus wordt na verloop van tijd naar Westerbork gebracht. Daar wordt het echtpaar gescheiden, Arnold gaat naar het Oranjehotel in Scheveningen en Johanna naar een van de concentratiekampen in Duitsland. Johanna overleeft Neustadt-Glewe, een buitenkamp van Ravensbrück. Ze keer eind juni 1945 terug in Maastricht. Haar man komt niet meer terug. Hij maakt ontstellend lange dagen bij het graven van tunnels in een berg voor een ondergrondse wapenfabriek in Ebensee, een Aussenlagervan Mauthausen. Daar wordt hij op 3 maart 1945 vermoord.